20 maart 2017

Wat vindt u de belangrijkste conclusie uit uw proefschrift?
“Dat meer dan vijftig procent van de 75-plussers niet meer naar de tandarts gaat. Op basis van onze studie bleek deze uitval echter niet gerelateerd te zijn aan kwetsbaarheid. Dit ging eigenlijk tegen onze hypothese in dat ouderen bij de tandarts wegblijven omdat ze ziek en zwak zijn. Wij constateerden dat de 75-plussers meestal wegbleven omdat ze zich vaak niet bewust zijn van het belang van mondgezondheid. Daarbij moet vermeld worden dat ook levensstijl en sociaal economische status hierbij een belangrijke rol spelen. Ouderen uit een laag sociaal milieu en mensen met protheses mijden de mondzorg het meest.”

Vindt u dit zorgwekkend?
“De mond is natuurlijk maar één onderdeel van het lichaam. Voor de tandarts is het misschien zorgwekkend, maar er zijn legio andere problemen die voor ouderen belangrijker zijn dan de mond. Als tandarts weten we uit onze literatuur dat mondgezondheid gerelateerd is aan veel ziektes, zoals cva’s, Alzheimer, ouderdomsdiabetes en reuma. We moeten daarom in alle geledingen van de mondzorg flink aan de weg timmeren om dit tussen de oren van ouderen te krijgen. Daarnaast is het belangrijk dat we huisartsen en medisch specialisten meer bewust maken van het belang van een gezonde mond. Er staat bijvoorbeeld in de richtlijn voor diabetes dat de mond van de diabetespatiënt op orde moet zijn, maar daar wordt door artsen vaak helemaal niet naar gekeken. Bij ouderen zijn aandoeningen stapelbaar: iemand heeft diabetes, krijgt daarnaast reuma, en ook nog eens cognitieve problemen in de vorm van Alzheimer. Dan heb je zo al drie ziektes die interfereren met mondgezondheid. Wij weten dat ouderen gebaat zijn bij een gezonde mond. Uit mijn proefschrift blijkt ook duidelijk dat mensen met eigen tanden en kiezen minder kwetsbaar zijn.”

Waarom is die groep minder kwetsbaar?
“Wij denken dat dit met levensstijl te maken heeft. Ouderen die tot op hoge leeftijd in het bezit zijn van een eigen gebit zijn kennelijk minder gevoelig voor cariës en paro en hebben beter voor hun gebit gezorgd dan ouderen die al langere tijd edentaat zijn. De groep die het voor elkaar heeft gekregen om de tanden en kiezen gezond te houden, onder meer door naar de tandarts te gaan, is vaak iets hoger opgeleid. De basis voor dat gezonde gebit is al voor het vijftigste levensjaar gelegd, daarna heeft men er profijt van. Die ouderen blijken minder ziek te zijn, minder medicijnen te gebruiken en daardoor minder kwetsbaar te zijn. Daarom is het belangrijk om je mondgezondheid op peil te houden, onder andere door levenslang de tandarts en mondhygiënist te blijven zien. Dan lijk je de meeste kans te hebben om gezond oud te worden, met je eigen gebit.”

Wat is uw belangrijkste boodschap voor de tandheelkundige wereld?
“Maak nu eindelijk eens richting de medische wereld duidelijk dat een gezonde mond er wel degelijk toe doet. Dit moeten we vanuit de beroepsorganisatie regelen. De KNMT kan de verbindingen leggen met andere eerstelijnskoepels om dit voor elkaar te krijgen. We moeten vanuit de koepels top-down laten zien dat mondzorg een belangrijk onderdeel van de gezondheidszorg zou moeten zijn. Men zou bijvoorbeeld bijeenkomsten moeten organiseren met huisartsen en tandartsen om hen bewust te maken van de relatie tussen de kwetsbare oudere en de mondgezondheid. Vanuit de afdeling Mondziekten, Kaak en Aangezichtschirurgie van het UMC Groningen starten we in de provincie Drenthe een samenwerkingsproject tussen huisarts en tandarts. De bedoeling is om te onderzoeken wat het effect hiervan is op de kwetsbare ouderen; of ze hierdoor bijvoorbeeld makkelijker de tandarts bezoeken.”

Is de samenwerking tussen huisarts en tandarts altijd zo minimaal geweest?
“In de vijfentwintig jaar dat ik tandarts ben, heb ik dat altijd wel zo ervaren. De huisarts heeft een veel beter beeld van de kwetsbaarheid van een oudere en zou dat moeten delen met de tandarts, maar ik denk dat hij/zij zich daar nog niet bewust van is. De tandheelkunde is voor de meeste huisartsen een ver-van-mijn-bed-show, maar ook andersom. Als je als tandarts ontdekt dat iemand kwetsbaar wordt en de mondgezondheid in gevaar is, dan kun je dat ook delen met de huisarts. Zo zorg je dat iemand niet uit het beeld van de zorg verdwijnt.”

Je hoort wel dat ouderen om finan-ciële redenen de tandarts mijden…
“Daarom moet de politiek er voor zorgen dat mondzorg voor 75-plussers in het basispakket komt, dan houd je het laagdrempelig. Het gaat alleen wel over heel veel mensen. Momenteel zijn er 1,4 miljoen 75-plussers, en dat loopt op naar ruim 2,6 miljoen in 2040. De zorguitval in deze groep moet je daarom ook nu aanpakken, want straks is de groep zo groot dat het niet meer in te halen is. We moeten het ook voor de huisarts eenvoudig maken om een kwetsbare oudere gemakkelijk naar de tandarts te verwijzen, zonder dat er een financiële drempel is. In ieder geval zouden een consult, tandsteen verwijderen, een röntgenfoto, een gewone restauratie en een extractie moeten worden vergoed. De kosten hiervan kun je naar alle waarschijnlijkheid op andere zorgkosten ten gevolge van een slechte mondgezondheid besparen, bijvoorbeeld op de kosten voor diabetes, reumatische artritis of longontsteking. Uit onderzoek van Claar Wierink is gebleken dat veel ouderen een longontsteking hebben opgelopen ten gevolge van een slechte mondgezondheid. Daarnaast blijkt uit recent onderzoek dat naast geld ook het gebrek aan motivatie voor een gezonde mond een grote rol speelt om niet naar de tandarts te gaan. Daar moeten we dus iets aan doen.”

Afgelopen zomer presenteerde het ministerie van VWS het Programma Mondzorg voor kwetsbare Ouderen. Wat vindt u hiervan?
“Als je collega-tandartsen vraagt over dit programma, dan is er nog bijna niemand die het kent of begrijpt. Het leeft bij tandartsen vooralsnog dus niet. Met alle respect voor de mensen die erbij betrokken zijn, maar ik vind het qua opzet erg bureaucratisch. Het zijn weer dezelfde mensen van dezelfde koepels met dezelfde gesprekken en dezelfde belangen. Er zitten geen echte zorgprofessionals bij die dagelijks met de poten in de klei staan. Het is voor de beeldvorming van de politiek en het ministerie heel belangrijk dat het gebeurt, maar ik geloof niet dat het de tandarts echt gaat raken. Het project zoomt op dit moment teveel in op een kleine groep gespecialiseerde tandartsen-geriatrie, tandprothetici en de mondhy-giënisten en te weinig op huisartsen en de tandartsen in de eerstelijns mondzorgpraktijken.”

Maar wat zou je dan moeten doen?
“Als je echt iets wilt bereiken moet je ‘out of the box’ denken en de bestaande structuur overboord gooien. Je moet het binnen de eerste lijn in een gemeenschap oplossen door als tandarts gewoonweg met de huisarts en apotheker om tafel te gaan zitten om over de ouderen te overleggen. De thuiszorg bereik je zo ook, want deze werkt nauw samen en veelal in opdracht van de huisarts. Tandartsen moeten zich ervan bewust zijn dat ze deel uitmaken van de eerste lijn. Het gaat straks om een heel grote groep ouderen, waarvan er maar zo’n 150.000 in het verpleeghuis zitten. De rest woont gewoon thuis en valt onder de verantwoordelijkheid van de gewone tandarts en mondhygiënist, die ervoor moeten zorgen dat deze ouderen adequate mondzorg krijgen. Het belangrijkste is dat de huisarts erbij wordt betrokken.”

Komt het met de mondzorg voor kwetsbare ouderen nog wel goed?
“Of het goed komt met de mondgezondheid van ouderen ligt ook aan de ouderen zelf. We zien een enorme verandering van populatie; je krijgt nu een generatie ouderen van na de Tweede Wereldoorlog, die beter is opgeleid en zuiniger is op het gebit. Die ouderen hebben goed leren poetsen. Ze blijven dit ook wel doen, mogelijk zelfs als ze dement zijn. Ik hoop daarom dat deze groep kwetsbare ouderen het qua mondgezondheid beter gaat doen. Maar de problematiek wordt er niet anders van. Ook deze populatie zal een fors percentage ouderen met een lage sociaal economische status en een slechtere mondgezondheid bevatten. Daarom moeten alle mondzorgprofessionals vooral voorlichting aan de ouderen blijven geven, zodat deze gemotiveerd blijven om hun mondgezondheid serieus te nemen.”

Tekst: Karel Gosselink; foto’s: Jan de Groot, Amsterdam

Resultaten en conclusies
Enkele resultaten en conclusies uit het proefschrift Oral health in frail
elderly van Arie Hoeksema:

  • Meer dan vijftig procent van de 75-plussers gaat niet meer naar de tandarts.
  • Edentate patiënten in een verpleeghuis blijken significant ouder dan dentate patiënten.
  • Thuiswonende dentate 65-plussers scoren significant een lagere kwetsbaarheid, een betere kwaliteit van leven, betere fysieke mogelijkheden en betere algemene gezondheid.
  • Ouderen met een overkappingsprothese op implantaten zijn minder kwetsbaar, gebruiken minder medicatie en scoren hoger op kwaliteit van leven.
  • Een mandibulaire overkappingsprothese op twee implantaten is een verantwoorde keuze bij ouderen.
  • Bij verpleeghuisopname heeft bijna tachtig procent van de patiënten een matige tot slechte mondgezondheid.
  • De uitvoering en implementatie van de ‘Richtlijn voor mondzorg voor zorgafhankelijke cliënten in het verpleeghuis’ laat veel te wensen over.

CV
Arie Hoeksema (53)
Studie tandheelkunde: afgestudeerd in 1991
Werk: Algemeen practicus in Winschoten, tandarts-onderzoeker afdeling MKA/BZTHK van het UMCG
Differentiaties: tandarts-geriatrie, slaapgeneeskundig tandarts, implantoloog met aantekening prothetiek
Promotie: proefschrift ‘Oral health in frail elderly” (2016)

Bron: Nederlands Tandartsenblad, 2017

Vul hier uw e-mailadres in en u wordt automatisch op hoogte gehouden van onze nieuwste blog post.

dinsdag 21 mei
Belevingsdag mondzorg & dementie